Achitofel zei tegen Absalom:
‘Laat mij twaalfduizend mannen uitkiezen en achter David aan gaan, vannacht nog. Ik zal hem overrompelen wanneer hij uitgeput is en de moed laat zinken, zodat al zijn soldaten op de vlucht slaan. Ik zal alleen de koning doden en het leger naar u terugsturen. De dood van de man die u naar het leven staat betekent immers dat het leger kan terugkeren. Allen zullen ongedeerd blijven.’ Dit voorstel vond instemming bij Absalom en de oudsten van Israël. Toch liet Absalom ook de Arkiet Chusai roepen:
‘Laten we horen wat hij ervan denkt.’
Toen Chusai bij Absalom kwam, vroeg deze hem:
‘Dit is het voorstel van Achitofel. Moeten we doen wat hij zegt? Of denkt u er anders over?’ Chusai antwoordde:
‘Ditmaal is de raad die Achitofel gegeven heeft niet goed.’ En hij vervolgde:
‘U kent uw vader en zijn mannen. U weet, het zijn heldhaftige soldaten. Bovendien zijn ze verbitterd, als een berin die beroofd is van haar jongen. Uw vader is trouwens een ervaren krijgsman. Hij zal de nacht niet doorbrengen bij zijn manschappen. Hij houdt zich natuurlijk ergens schuil in een spelonk of op een andere goede plek. Wanneer hij dan als eerste aanvalt, zal zich het gerucht verspreiden dat er een slachting is aangericht onder de aanhangers van Absalom. Zelfs wie zo dapper is als een leeuw zal sidderen, want heel Israël weet dat uw vader een held is en zijn aanhangers dappere krijgers. Daarom raad ik u aan:
roep alle mannen van Israël op, van Dan tot Berseba, talrijk als zandkorrels aan de zee, en trek zelf mee ten strijde. Waar hij ook is, we zullen hem vinden. We zullen hem overvallen zoals dauw op de aarde valt. Dan zal er van hem en zijn aanhangers niet één in leven blijven. En mocht hij zich in een of andere stad verschansen, dan laten we uit heel Israël touwen aandragen en slepen we die stad het ravijn in tot er geen steen meer van over is.’ Absalom en de Israëlieten vonden de raad van Chusai beter dan die van Achitofel. Zo beschikte de HEER dat het goede krijgsplan van Achitofel werd verijdeld, omdat hij Absalom te gronde wilde richten.